Staatsecretaris mocht tijdelijke bescherming derdelanders Oekraïne beëindigen

GRONINGEN - De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was bevoegd om de tijdelijke bescherming die door Nederland werd geboden aan derdelanders, gevlucht uit Oekraïne, te beëindigen.

Dit is niet in strijd met het Unierechtelijke rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel. Zo oordeelde de Vreemdelingenkamer van de rechtbank Noord-Nederland in een zaak van een Nigeriaanse vrouw die beroep had aangetekend tegen het besluit van de staatssecretaris. 

De uitspraak betekent dat de vrouw Nederland moet verlaten en moet terugkeren naar Nigeria, dan wel dat zij een aanvraagprocedure voor een verblijfsvergunning zal moeten doorlopen als zij in Nederland wil blijven.

Alle rechtbanken behandelen vreemdelingenzaken, maar doen dit formeel als zittingsplaatsen van de rechtbank Den Haag. Andere zittingsplaatsen van de rechtbank Den Haag hebben in eerdere uitspraken verschillend geoordeeld over de vraag of de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bevoegd was om de tijdelijke bescherming die door Nederland werd geboden aan derdelanders, gevlucht uit Oekraïne, te beëindigen.