Clicky


Onzekere toekomst voor biobrandstoffen in de EU

Onzekere toekomst voor biobrandstoffen in de EU
13-12-2023 17:09 | Transport | auteur Redactie

BRUSSEL - De toekomst van biobrandstoffen is onduidelijk en vol uitdagingen. Daarvoor wordt gewaarschuwd in een verslag dat vandaag door de Europese Rekenkamer (ERK) is gepubliceerd. Het gebrek aan langetermijnperspectief heeft de investeringszekerheid aangetast. Daarnaast beperken duurzaamheidsproblemen, de biomassawedloop en hoge kosten de inzet van biobrandstoffen.

Biobrandstoffen worden beschouwd als alternatief voor fossiele brandstoffen. Het doel van biobrandstoffen is de uitstoot van broeikasgassen in het vervoer te verminderen en de voorzieningszekerheid van de EU te verbeteren. In de periode 2014-2020 is ongeveer 430 miljoen euro aan EU-financiering uitgegeven aan onderzoeksprojecten en het bevorderen van het gebruik van biobrandstoffen. Maar de stap van het aanvankelijke laboratoriumonderzoek naar productie kan minstens tien jaar duren. Bovendien zijn het beleid, de wetgeving en de prioriteiten van de EU op het gebied van biobrandstoffen vaak verschoven. Dit maakt de sector minder aantrekkelijk en beïnvloedt de beslissingen van investeerders.

“Biobrandstoffen moeten de EU helpen klimaatneutraliteit te bereiken en haar energiesoevereiniteit te versterken. Met haar huidige biobrandstoffenbeleid vaart de EU echter geen duidelijke koers en loopt zij het risico haar bestemming niet te bereiken”, zegt Nikolaos Milionis, het ERK-lid dat de controle leidde.

De EU-auditors benadrukken met name het ontbreken van een duidelijke routekaart. Zo is de luchtvaart moeilijk te elektrificeren. Geavanceerde biobrandstoffen zouden dus een goede optie kunnen zijn om deze sector koolstofvrij te maken. De nieuwe ReFuelEU-wetgeving voor de luchtvaart werd in 2023 aangenomen. Hierin werd het vereiste niveau van duurzame vliegtuigbrandstof — inclusief biobrandstoffen — voor 2030 vastgesteld op 6 procent, ofwel ongeveer 2,76 miljoen ton olie-equivalent.

Momenteel is de potentiële productiecapaciteit in de EU echter nauwelijks een tiende van die hoeveelheid. Daarnaast heeft de EU, in tegenstelling tot de Verenigde Staten, nog steeds geen routekaart voor het versnellen van de productie. De toekomst van biobrandstoffen in het wegvervoer is ook zeer onduidelijk. De grote inzet op elektrische auto’s in combinatie met het geplande einde van nieuwe benzine- en dieselauto’s vóór 2035 zou kunnen betekenen dat biobrandstoffen in de toekomst nauwelijks grootschalig kunnen worden toegepast in het EU-wegvervoer.

De EU-auditors wijzen ook op drie belangrijke problemen rond biobrandstoffen in de praktijk: duurzaamheid, beschikbaarheid van biomassa en kosten.

De milieuvoordelen van biobrandstoffen worden vaak overschat. Biobrandstoffen uit grondstoffen die land nodig hebben om te kunnen groeien (en dus tot ontbossing kunnen leiden) kunnen bijvoorbeeld negatieve gevolgen hebben voor de biodiversiteit, de bodem en het water. Dit roept onvermijdelijk ethische vragen op over de relatieve prioriteiten van brandstof en voedsel.

Bovendien beperkt de beschikbaarheid van biomassa de inzet van biobrandstoffen. De Europese Commissie verwachtte dat het gebruik van biobrandstoffen de energieonafhankelijkheid zou vergroten. In werkelijkheid is de afhankelijkheid van derde landen (bijv. van import van gebruikte bak- en braadolie uit China, het Verenigd Koninkrijk, Maleisië en Indonesië) echter sterk toegenomen door de stijgende vraag naar biomassa in de loop der jaren. Feit is dat de biobrandstoffensector concurreert met andere sectoren voor grondstoffen, met name de voedingssector, maar ook met de cosmetica-, de farmaceutica- en de biokunststofsector.

Verder zijn biobrandstoffen duurder dan fossiele brandstoffen, en daardoor nog niet economisch levensvatbaar. Daarbij komt dat emissierechten momenteel goedkoper zijn dan het terugdringen van de CO2-uitstoot door biobrandstoffen. Het begrotingsbeleid in de EU-landen is alleen niet altijd gunstig voor het gebruik hiervan.

Dit alles houdt in dat de inzet van geavanceerde biobrandstoffen langzamer gaat dan verwacht. Alle EU-landen moesten verplichtingen opleggen aan brandstofleveranciers om ervoor te zorgen dat het aandeel hernieuwbare energie in het weg- en spoorvervoer in 2020 ten minste 10 % bedroeg, en in 2030 14 procent in alle vervoerssectoren. De streefdoelen voor 2020 zijn echter niet gehaald door de meeste EU-landen, waaronder Griekenland, Polen, Roemenië, Frankrijk en Spanje.

In de meest recente EU-richtlijn hernieuwbare energie worden biobrandstoffen gedefinieerd als “uit biomassa geproduceerde vloeibare brandstof voor vervoer”. Deze brandstoffen moeten voldoen aan bepaalde duurzaamheidscriteria. In 2021 waren de meeste biobrandstoffen die in de EU werden verbruikt geproduceerd op basis van gewassen (voornamelijk ethanol en biodiesel).