Ondernemingskamer wijst verzoek tot enquête bij Lightyear-groep af
AMSTERDAM - De Ondernemingskamer wijst een verzoek om een enquête te bevelen bij de Lightyear-groep af. De aangevoerde gronden daarvoor zijn onvoldoende zwaarwegend, terwijl de curator en een accountant al onderzoek doen, meldt de rechtbank.
Mr. Van Ingen, curator in het faillissement van financieringsvehikel Friends of Lightyear Holding B.V., deed het verzoek. Hij vroeg om een onderzoek naar het beleid van deze vennootschap en van de andere drie vennootschappen van de (voormalige) groep. Twee van die andere vennootschappen verkeren ook in staat van faillissement, waarbij een andere curator is benoemd.
De Lightyear-groep was een start-up voor de ontwikkeling, productie en verkoop van een auto die rijdt op zonne-energie. Voor de ontwikkeling van de auto was veel geld nodig. Begin 2023 had de groep ongeveer 175 miljoen euro geleend van investeerders. Nadat een beoogd investeerder in januari 2023 afhaakte, volgden de faillissementen.
Mr. Van Ingen q.q. wilde onder meer onderzocht zien of de groep niet te lang is doorgegaan met het aantrekken van leningen van investeerders en of aan hen niet te rooskleurige informatie is verstrekt over de status en de vooruitzichten van de groep. Ook wilde hij de corporate governance, het personeelsbeleid en het financiële beleid van de groep onderzocht zien.
De Ondernemingskamer beslist dat de aangevoerde gronden bijna allemaal onvoldoende zijn voor het bevelen van een enquête. Ten aanzien van één aspect van het beleid bij het aantrekken van financieringen komt zij tot een ander oordeel. Vervolgens wijst zij het enquêteverzoek na een belangenafweging toch af. Zij acht het verzoek van mr. Van Ingen q.q. prematuur.
De Ondernemingskamer verwijst daarbij onder meer naar twee onderzoeken die al lopen, de curator in het faillissement van de twee andere failliete Lightyear-vennootschappen doet op dit moment onderzoek naar de oorzaken van die faillissementen.
Bovendien gaf hij aan BDO de opdracht tot een forensisch financieel onderzoek, onder meer naar de financiële gebeurtenissen in de periode van 1 januari 2020 tot en met maart 2023. De Ondernemingskamer overweegt dat mr. Van Ingen q.q. niet duidelijk heeft gemaakt waarom hij de uitkomst van deze onderzoeken niet heeft afgewacht.