Clicky


118. Oud, maar mooi

118. Oud, maar mooi
04-08-2014 09:47 | Columns | auteur De Redactie

Een personenauto is een luxeartikel. Door de prijs die u en ik voor een heilige koe moeten betalen kan je niet spreken van een wegwerpartikel, maar er zijn mensen die toch zeer regelmatig, om de drie of vier jaar, een nieuwe auto aanschaffen. Het nieuwste model, met de nieuwste snufjes, in de kleur die zij willen (of die hen wordt opgedrongen als “Die kleur wilt U!”), kortom; een opvolger voor de in amper vier jaar tijd sterk verouderde mobiel.

(Als u hier en daar het woord ‘auto’ vervangt door ‘telefoon’ klopt de tekst nog steeds…)

De spilzucht van de eerste eigenaren van voornoemde voertuigen zou tot gevolg kunnen hebben dat niet de oceanen, maar autokerkhoven het grootste deel van het aardoppervlakte vormen. Er is echter één dingetje dat iedereen weet, ook de première bestuurders: een auto kan een leven lang mee. Wie zijn of haar auto op een normale manier gebruikt, regelmatig naar de dealergarage gaat voor onderhoud en blik en stof op z’n tijd reinigt, kan veel langer dan drie of vier jaar plezier hebben van het karretje.

Gelukkig zijn er nog veel, héél véél mensen, die niet zozeer een nieuwe auto willen, maar wel een vervoermiddel waarin zij droog zitten, niet zelf hoeven te trappen en dat hen ook niet de hoofdprijs heeft gekost.  Dit zijn mensen zoals u en ik: niet persé geitenwollensokken-types, maar meer praktische geesten. Wij hebben misschien wel een droom, een wens betreffende de ultieme auto, maar we zijn toch vooral verstandig. Of platzak.

Technische vooruitgang is in de autowereld het toverwoord. Natuurlijk is de stuurbekrachtiging een geweldige uitvinding, en zijn lampjes die zelden of nooit stukgaan een hele verbetering in vergelijk met vroeger., maar de vervanging van loodvolle benzine door loodvrije benzine betekende voor veel oude-auto bezitters dat ‘even de tank volgooien’ er niet meer zomaar bij was, maar een ware exercitie werd: op zoek naar die laatste pomp die nog wel die bagger, of iets dergelijks met loodvervanger, verkocht. Laat ik het maar niet hebben over de toevloed van elektronische hulpsystemen als navigatie en boordcomputers; apparaten waaraan u zoveel tijd moet besteden dat het maar goed is dat u onderweg tijdens het autorijden niet meer mag telefoneren.

Wat ik persoonlijk erg jammer vind is het verdwijnen van de versnellingspook. Het is allemaal automatische versnellingsbak wat de klok slaat, en het zal dan wel zuinig rijden, maar de kennis en technische vaardigheid van het schakelen met de pook is verdwenen en daarmee ook een beetje de lol van het besturen van een auto.

In en bij de vrachtauto is het niet anders. Nou ja, de auto’s blijven langer in gebruik bij de eerste eigenaar. Menig transporteur hanteert een aantal kilometers in plaats van een aantal jaren als vervangmoment. Nieuwe techniek betekent niet dat een truck na vier jaar alweer vervangen wordt.  En u weet: niet elke verandering is een verbetering. Vroeger hadden vrachtauto’s met een slaapcabine ramen rondom. Ik heb ook nog met  een dergelijke trekker gereden. Bijnaam van het vooertuig: Het Aquarium. Maar met een blik over mijn schouder overzag ik werkelijk alles wat er om mij heen gebeurde. Tegenwoordig zitten er geen ramen meer in het slaapgedeelte en moeten vrachtauto’s uitgerust worden met acht (!) spiegels: voor de veiligheid, zegt men.

In oktober 2001 kreeg ik van mijn toenmalige werkgever een nieuwe trekker toebedeeld. Bijna vijf jaar lang reed ik met mijn M.A.N. TGA LX 380 (= 380 pk) dagelijks door nachtelijk Nederland. Hoewel de auto na die tijd nog echt niet versleten was werd ‘ie wel vervangen door een ander voertuig. Zo verdween de BN-GL-88 definitief uit mijn leven. Dacht ik.

In oktober 2013 kreeg ik van mijn huidige werkgever een nieuwe trekker toebedeeld. Bijna tien maanden rijd ik nu met mijn M.A.N. TGS 400 dagelijks door de chemische regio.

Maar ook een zowat nieuwe truck moet weleens voor controle naar de garage en zo toog ik maandag 28 juli 2014 naar M.A.N.-garage Van der Velden in het industriegebied Rotterdam Noord-West. Eind vorige- en begin deze eeuw kwam ik er regelmatig over de vloer. Ik kon er nu bij wijze van spreken met mijn ogen dicht naar toe rijden. Bij aankomst bleek het bedrijf na al die jaren nauwelijks veranderd te zijn. Er liepen zelfs nog monteurs en chefs rond die ik van vroeger kende, en ik werd ook door hen herkend: “Hé, Mars! Nee maar. Ben jij het?”

Gedurende de controle van mijn trekker en het praten over de Goede Oude Tijd en de Nieuwe Betere Tijd dwaalde mijn blik naar buiten, richting de vrachtwagenparking achter de parkeerplaats, en… Nee? Zag ik het nou goed? Ik liep naar een vrachtauto die ik mij heel bekend voorkwam. En beetje verscholen tussen twee andere grotere treucks stond mijn oude, trouwe witte trekkertje, de BN-GL-88, waar ik zoveel jaren met heel veel plezier had rondgereden. Wat gehavender, wat roestiger en zeker een stuk vuiler, maar verder nog helemaal mijn auto. De oude reclame was er natuurlijk af; er had nooit een andere naam opgestaan. Het karretje had een anoniem bestaan als container-auto achter de rug en was net, een paar dagen eerder, door de tweede eigenaar ingeruild voor een nieuwere tweedehands trekker.

Goed, hij zag er gebruikt uit, maar van binnen viel het me reuze mee. Wat valer, maar alles was nog heel. Een keertje schoonmaken, wat roest verwijderen: daar is volgens mij het grootste werk wel mee gedaan. Het is ook nog een auto van de oude stempel, want met een versnellingspook. Leuk!

Het is jammer (“Nee,” zegt mijn vrouw, “het is maar goed…”) dat ik geen groot erf bij mijn huis heb, anders had ik de wagen gelijk gekocht en meegenomen. Deze truck verdient, dertien jaar nadat ik ‘m voor het eerst zag, een rustig pensioen als vrijetijdstruck en dan het liefst met mij achter het oude stuur.