125. Vroeger...
Het is nu 2014. Vroeger was het nog leuk in het transport. Nou had ik ruim dertig jaar geleden, toen ik begon, collega’s die toentertijd ook al riepen “…dat het vroeger leuker was”, maar de meesten van hen zijn allang (mond)dood en dat betekent automatisch dat alleen ík gelijk heb.
Toch zit er wel iets van waarheid in. De belangrijkste reden van dat ‘vroegere leuke’ ligt in het feit dat een chauffeur die vertrokken was vanaf de zaak, onvindbaar was tot hij (of zij, al waren er in die tijd maar weinig chauffeuses) zich telefonisch of lijfelijk meldde. Geen GPS, mobiele telefoon, volgsystemen; niets van dit alles.
Door het onbereikbaar zijn was ook de haast een stuk minder. Pas als Jan Chauffeur opbelde, zo halverwege de route of werkdag, wist de planning waar ‘ie was en wat er voor overige werkzaamheden doorgegeven kon worden. Er was heel wat meer vrijheid dan nu.
Truckers die naar het buitenland reden waren soms dagenlang zoek, soms meer dagen dan hun werk en rit eigenlijk vroeg. Als maar één procent van de verhalen waar is, dan is er toch heel wat gefeest in die jaren. Maar ook de binnenlandchauffeurs hadden het niet slecht. Bij de firma Damco Air, mijn allereerste werkgever, gevestigd op vliegveld Zestienhoven, werd gebruik gemaakt van semafoons, piepers, die door middel van een cijfercode de chauffeur meedeelden wat de bedoeling was (1: zaak bellen, 2: afhalen bij.., enz.).
Dit systeem was simpel te saboteren door of de semafoon uit te laten of uit te zetten, of gewoon te negeren. Later werden alle auto’s voorzien van mobilofoon. Met een zendbereik van, in het gunstigste geval, vijftien kilometer was het voorbij Den Haag in het noordwesten en ‘achter’ Dordrecht in het zuiden wel gedaan met de draadloze communicatie. Dan was het weer gewoon (niet) terugbellen als de semafoon piepte. Behalve de beperkte reikwijdte was ook het feit dat meerdere bedrijven van dezelfde frequentie gebruik maakten een nadeel.
Rond vier uur ’s middags begon het zeecontainerbedrijf United States Lines, USL, met het doorgeven van de bij hun op het terrein in reparatie staande containers: “Basis USL?” “Ja?” “De viertweenegennegen..”, “ja?”, “vierzeven…”, “ja?”, “met ’n één…”, “ja?”, “klammmp… één!”. “Oké”. “De viernulvierzes…”, enzovoorts, enzovoorts. USL had, naar ik mij slecht meen te herinneren, achttien reparatieplaatsen. Gelukkig zat behalve Damco Air en Basis USL ook vrachtautorijschool Metselaar op hetzelfde kanaal en deze gebruikers hadden het in hun gesprekken alleen maar over geslaagde kandidaten, en zo kwam ik aan het adres van een goede rijschool.
De uitvinding van de mobiele telefoon, ook wel nulzes, GSM, handy of mobieltje genoemd, is natuurlijk allesbepalend geweest. Toen dit stuk machinerie gemeengoed werd, was het eigenlijk gedaan met een groot stuk van de vrijheid waar het chauffeurs vak zo bekend om stond. Werkgevers achtervolgden telefonisch hun rijdende personeel: niet alleen om nieuw werk door te geven, maar vooral om te weten te komen waar auto en bestuurder uithingen. Met de komst van boordcomputers, Black Boxes, navigatie, schermcommunicatie en satellietgeleide volgsystemen is het laatste stukje vrijheid uit mijn vak verdwenen.
En weet u wat ik nou eigenlijk het meest rare vind? Dat ik zonder al deze systemen eigenlijk niet eens meer wíl werken. Ik ben zo gewend geraakt aan altijd maar iedereen kunnen bereiken dat ik mij erg onthand voel wanneer één van al deze hulpmiddelen, want dat zijn het toch, niet meer werkt.
Laatst had ik, ’s morgens om half acht, een lekke band. Even een mobiel belletje, vervolgens een mobiel terugbelletje van de bandenlichter, en om negen uur reed ik weer.
Vroeger, toen alles beter was, had mij dat meer dan twee uur zelf zwoegen gekost.
Marcel Heinsbroek