136. Anderen ook
Mocht u denken dat ik de enige ben die constant van alles en nog wat meemaakt in het transport, dan hebt u het mis. Wie wel eens bij een tankstation aan de koffietafel heeft gestaan, of bij een wegrestaurant aan de chauffeurstafel heeft gezeten, weet dat. Hele verhalen hebben de dames en heren chauffeurs. Het gaat er dan wel om hoe bijdehand zijzelf zijn, en hoe dom anderen. Met een half oor achterhaalt een goed verstaander meestal wel de waarheid omtrent de verhalen en de vertellers.
Ik zou u die verhalen kunnen voorschotelen als waren het mijn eigen avonturen, maar dat wil ik niet. Het moeten mijn eigen belevenissen zijn; niet die van een ander. Sommige gebeurtenissen zijn zo klein dat ik er geen hele pagina mee kan vullen.
Zoals die keer, ’s nachts in het Twentse Hengelo, dat er midden in de stad, op een overdag drukke doorgangsweg, een egeltje de straat overstak. Ik had door kunnen rijden en zo bijdragen aan het verminderen van de egelstand en het besmeuren van de weg. Ik stopte echter en stapte uit om de bedaard voort sjokkende over-steker (…) van dichtbij te bekijken en in gedachte aan te moedigen: “Hup! Je kan het!”
Achter mijn vrachtauto stopte een personenauto, waarvan de bestuurder gelijk begon te toeteren (inhalen of voorbijrijden was hier niet mogelijk). Aan de andere kant van de straat stopte een auto met daarin vier bejaarden, die zagen dat ik gestopt was om een egeltje het vege lijf te redden. Zij staken lachend hun duimen op. Toen de egel de stoep opkroop reed iedereen weer verder. U ziet het: een kleine gebeurtenis die niet bladvullend is.
Wat maken ‘Anderen’ mee wat zij liever niet op zich zelf betrokken zien? Meer dan u denkt. Zoals daar zijn:
Pietje, de tankautochauffeur, staat na twee uur rijden bij de klant en dan blijkt dat hij vergeten is een losslang mee te nemen. Domme Pietje!, alleen: degene die dit verhaal vertelde was Domme Jantje, want ik zat erbij toen hij deze vergissing zat door te brieven als zijnde de fout van het jaar, terwijl ík wist dat het Domme Jantje al dríé keer was overkomen (en mijzelf ook een keer…)
Gerrit, toevallig een collega van Pietje, weet dat het lossen van zijn tank 75 minuten duurt, en dus zet hij de pomp waarmee de tank gelost wordt na vijf kwartier uit, koppelt de boel af en rijdt terug naar de afzender, alwaar hij op de weegbrug erachter komt dat er nog 2000 kilo product in de tank zit. Duidelijk een gevalletje van teveel haast. Het is, natuurlijk, de schuld van de operators op de fabriek. Zij hebben stiekem de pomp een paar keer uitgezet.
Zebedeus, zeecontainerist en Supertrucker, vindt het maar onzin dat de chauffeur die, op de terminal, vóór hem aan de beurt is de ijzeren doos zorgvuldig controleert op schade aan de buitenkant en reinheid aan de binnenkant, onze Supertrucker laat dat ook duidelijk horen, maar gelukkig krijgt hij zelf zijn container en zonder deze na te kijken scheurt hij weg. Had hij nou maar wel even gekeken, want dan had hij gelijk gezien dat de metalen box achterstevoren op de auto stond, dus met de deuren aan de voorkant in plaats van, gebruikelijk, aan de achterkant.
En wanneer bemerkt Zebedeus dit? Inderdaad, 110 kilometer verderop, bij net die ene klant die een prachtig mooi magazijn heeft met laaddocks, en geen enkele mogelijkheid om de container op een andere manier te laden.
Er zijn nog zat andere fouten en vergissingen van anderen te beschrijven, maar waarom zou ik? Ik heb zelf genoeg domme dingen gedaan, er is mij genoeg overkomen en aangedaan.; ik kan u verhalen vertellen...