GroenLinks: Veiligheidsrisco's openstellen busbanen N206 en N207 te groot
Het provinciebestuur van Zuid-Holland besloot afgelopen week om de busbanen langs de N206 en N207 definitief open te stellen voor vrachtverkeer. Dit besluit is genomen met als doel “de doorstroming van het economisch belangrijke goederenvervoer te verbeteren”. Voorafgaand aan het besluit deed bureau Royal Haskoning een onderzoek. De conclusie luidde dat de proef voor het vrachtverkeer duidelijk voordeel oplevert en bussen er geen vertraging door ondervinden. Wel bleek uit het evaluatierapport dat er aanpassingen nodig zijn om de verkeersveiligheid te vergroten - het invoegen van de vrachtwagens levert op sommige plekken gevaarlijke situaties op.
Het GroenLinks statenlid Alfred Blokhuizen heeft zelf onderzoek gedaan bij transporteurs en bij Arriva. Daaruit is naar voren gekomen dat géén van de bedrijven vooraf kennis heeft kunnen nemen van het evaluatierapport. Geen van de bedrijven is dan ook gewezen op de gevaarlijke situaties die zijn ontstaan tussen vrachtverkeer en lijndienstbussen.
Het management van Arriva is zelfs niet betrokken geweest bij het opstellen van de evaluatie. Ook is het evaluatierapport en de voorgenomen beslissing tot het definitief toelaten van vrachtverkeer op busbanen niet besproken in het concessie-overleg met Arriva. Arriva heeft bij de aanbesteding geen rekening gehouden met de gevolgen van medegebruik. Vertragingen door medegebruik, ook de minimale, komen voor rekening van het OV-bedrijf.
Behalve verkeersveiligheidsaspecten zijn er ook financiële gevolgen. Deze gevolgen staan niet in het besluit. Zo betekent het intensiveren van het gebruik van busbanen dat, ook omdat het vrachtverkeer vaak veel zwaarder qua gewicht is, de busbaan veel sneller slijt dan eerst werd aangenomen. Ook treedt er door de hogere wieldruk van volle vrachtwagens eerder spoorvorming op. Dit leidt tot verslechterde verkeersveiligheid van de bussen en gaat ook ten koste van het comfort.
GroenLinks stelde aan een transportbedrijf de vraag hoeveel zij verdient aan de rijtijdenwinst van 30 seconden tot maximaal één minuut. Het antwoord: "niets." De reistijdenwinst wordt nl. uiteindelijk verdisconteerd in de aanbestedingsprijs. “Zo werkt het uiteindelijk wel” vertelde een directeur. Verder schrok men van de geschetste veiligheidsproblemen: “De gevolgen van een aanrijding tussen en volle bus en een vrachtwagen zijn niet te overzien. Een aanrijding geeft niet alleen veel menselijk leed, maar kan ook het einde betekenen van het bedrijf, dat moeten we niet hebben.” Een bedrijf gaf aan vrijwel nooit over de N207 te rijden en dat “die paar honderd meter Europaweg ook niet veel uitmaakte.” Op de vraag of de transportbedrijven hun chauffeur kunnen aanspreken op risicovol gedrag zei men dat “een kwart van de vrachtauto’s niet komen van Nederlandse bedrijven en niet aanspreekbaar zijn, zeker niet de Niet Nederlandse eigen rijders”.
Automobilisten geven aan dat zij “zich rot schrikken” van de rechts inhalende vrachtwagens. Dat er alleen een streep ligt tussen de autorijbaan en de busbaan zorgt voor een onveilig gevoel.
“Het zal duidelijk zijn dat wij tegen de openstelling zijn van deze busbanen” zegt Blokhuizen “de veiligheidsrisico’s zijn te groot en de economische belangen waar het provinciebestuur over rept, zijn nihil. Wij vinden deze beslissing van het provinciebestuur dan ook onbegrijpelijk. Wij hebben hierover vandaag schriftelijk vragen gesteld.”